Reactie op ACOM-artikel

Reactie op ACOM-artikel ‘waar ligt de grens van het beroepsgeheim van militair verpleegkundigen?’ (februari 2015)

In de januari-editie van het ACOM-journaal stond een artikel met de titel ‘Waar ligt de grens van het beroepsgeheim van militair verpleegkundigen?’. In dit artikel wordt ingegaan op vragen van algemeen militair verpleegkundigen ( AMV) die beroepshalve kennis krijgen van het drugsgebruik van een militair. Zij worstelen met het dilemma dat voorkomt uit de plicht tot het bewaren van hun medisch beroepsgeheim enerzijds maar anderzijds de plicht tot het doorbreken daarvan teneinde te voorkomen dat de militair of een ander als gevolg van het drugsgebruik ernstige schade ondervindt.

Begrijpelijkerwijs leven er vragen onder de AMV over het punt hoe in specifieke gevallen om te gaan met het medisch geheim. Gezien het belang van het onderwerp menen de DGO en de militair verpleegkundige beroepsafdeling (V&VN MV&V) er goed aan te doen hierbij een gezamenlijke reactie te geven op voornoemd artikel.

Vooropgesteld zijn wij van mening dat het op zich een duidelijk artikel is. Een enkele nuancering is echter op zijn plaats. Zo zou een lezer kunnen denken dat de AMV verplicht is om drugsgebruik te melden. Dat is absoluut niet het geval. Zoals het artikel terecht benadrukt is geheimhouding de hoofdregel. Verder is het voorkomen van ernstige lichamelijke of psychische schade op de lange termijn geen reden om het beroepsgeheim te mogen doorbreken. Vereist is dat het gaat om bescherming van de gezondheid en de veiligheid voor de patiënt zelf en/of een ander bij het uitvoeren van de werkzaamheden.

Voornaamste opmerking die wij willen maken is gericht op het ‘worstelen’ met vragen door de AMV. Een lezer zou kunnen denken dat de AMV alleen staat met dit conflict van plichten. Dat is niet het geval, maar dat komt volgens ons niet goed naar voren uit het artikel. Het is namelijk niet verboden om de casus anoniem te bespreken met de verantwoordelijk militair arts of een vertrouwenspersoon binnen de geneeskundige dienst. De bespreking heeft tot doel om de mogelijkheden af te tasten hoe om te gaan met het door de AMV ervaren dilemma. Door de anonieme bespreking doorbreekt de AMV niet het beroepsgeheim en schaadt de AMV dus niet de belangen van de patiënt.

Naast het conflict van plichten kan de worsteling ook worden veroorzaakt doordat de AMV niet goed weet hoe zijn collega in dit geval het beste te helpen. Als professionele hulpverlener wil de AMV dat natuurlijk graag doen, maar het kan zijn dat de betrokken militair vindt dat hulp niet nodig is. Zonder behandeling zal drugsgebruik in de meeste gevallen tot grote problemen leiden bij de uitoefening van de werkzaamheden. Wanneer het drugsgebruik bekend wordt bij het bevoegd gezag zal ontslag
het gevolg zijn. Het is daarom van belang een gesprek aan te gaan met de drugs gebruikende militair. Deze kan worden gewezen op de mogelijke negatieve consequenties en de vele mogelijkheden tot behandeling. Uiteindelijk kan de militair worden geadviseerd om met de verantwoordelijk militair arts te gaan praten aangezien deze hem verder kan verwijzen voor behandeling.

DE HOOGSTE MEDISCHE AUTORITEIT

J. de Graaf
Brigade-generaal-arts

De voorzitter V&VN MV&V
R. Ravensburg
AOOLDGD